Voorlopige twaalfden goedgekeurd: Minister vraagt verdere budgettaire discipline na verlaging rating Standard & Poor's

Vandaag werd een derde schijf van de voorlopige twaalfden goedgekeurd door het parlement. Het betreft de regeling voor de periode juli, augustus en september 2025.

Voorafgaand aan de stemming én naar aanleiding van de ratingverlaging door Standard & Poor's sprak de minister Sven Gatz het parlement toe om nogmaals de ernst van de situatie te benadrukken. "Deze verlaging kan niet eenzijdig worden toegeschreven aan de regering in lopende zaken. Het is het collectieve verantwoordelijkheid waarbij zowel regering als parlement verantwoordelijkheid dragen," verduidelijkt de minister.

Als voorbeeld verwijst hij naar de beslissing van het Brussels Parlement in december 2024 om de middelen voor Renolution-renovatiepremies te verhogen met 71,799 miljoen euro. Deze stemming is een bijzonder vreemd en negatief signaal gebleken in functie van de rating van de Brusselse financiën.

Pleidooi voor budgettaire discipline

De minister pleit voor een strikte budgettaire aanpak: "In afwachting van een nieuwe regering met volheid van bevoegdheid moeten we met zijn allen afzien van maatregelen die de begroting verder bezwaren, hoe goed bedoeld ook." Als voorbeeld haalt hij het recente voorstel aan voor een vrijstelling van onroerende voorheffing voor bepaalde studentenhuisvesting. "Hoewel de budgettaire impact beperkt is tot 350.000 euro per jaar, is het signaal dat we geven in de huidige context niet het juiste."

Verder is het belangrijk dat de regering de bewarende maatregelen (verderzetting van het moratorium op personeel, vermindering van subsidies, het handhaven van de onderbenutting van uitgaven en uitstel van investeringen) zoals afgesproken in de regering blijft aanhouden.

Positieve signalen

Tegelijkertijd toont de minister zich tevreden over recente besparingsvoorstel in het parlement. "De stopzetting van kinderbijslag voor buitenlandse studenten zou voor een besparing van 6,1 miljoen euro in 2026 zorgen. Deze maatregel toont aan dat verantwoordelijk budgettair beleid mogelijk is. “Het Brussels Gewest verdient een verantwoordelijk budgettair beleid van alle bestuurders," besluit de minister.