Gatz wil Vlaamse fictie versterken

Fictie is erg populair in de Vlaamse huiskamer. We kijken met z’n allen vooral naar films en buitenlandse series. Ook onze Vlaamse fictie doet het goed in eigen land. Ondanks die populariteit komt het kostenmodel van onze fictiereeksen onder druk te staan. Dat blijkt uit een studie van Econopolis uitgevoerd op vraag van minister van Media Sven Gatz. Het kijkgedrag verandert:  we kijken met z’n allen meer uitgesteld en maken gretig gebruik van de doorspoelfunctie die de decoder aanbiedt.

Vlaamse fictie is populair en (relatief ) duur

Meer dan 1/3de van het totaal aantal kijkuren besteden we aan fictie. Films en buitenlandse series maken daar het overgrote deel van uit. Toch zorgt Vlaamse fictie, naast sport, voor de grootste hefboom voor de omroepen. Vlaamse reeksen maken slechts 2% uit van het aantal uren dat de Vlaamse omroepen uitzenden. Maar in de kijkuren scoren ze wel liefst 9 %.

Dat fictie van eigen bodem populair is in Vlaanderen blijkt ook uit de CIM-cijfers: 14 Vlaamse fictiereeksen zitten in de top 100 van meest bekeken programma’s.

Ondanks de grote populariteit komt Vlaamse fictie toch steeds meer onder druk te staan. De inkomsten voor de commerciële omroepen dalen door veranderend kijkgedrag: we nemen steeds vaker programma’s op en spoelen de reclame door. Uit de studie blijkt dat 84% van de kijkers die Call Boys hebben opgenomen, de reclame doorspoelen. Bij Vermist is dat 81%. Voor adverteerders is dat een doorn in het oog. Voor de commerciële omroepen daalt daardoor de zin om nog te investeren in fictie van eigen bodem. Voor hen is dat niet meer rendabel.  

Vlaamse fictie is ook duur. Niet noodzakelijk in creatie maar in verkoop. De aankoopprijs van buitenlandse series ligt bij de Vlaamse omroepen 11 maal lager dan de investeringen in fictie. Gemiddeld kost één aflevering Vlaamse fictie een omroep 200.000 euro.  Voor een buitenlandse reeks is dat ongeveer 20.000 euro per aflevering. Dat komt onder meer doordat buitenlandse producenten erin slagen hun series ook elders aan de man te brengen. Vlaamse fictiereeksen geraken nog te vaak moeilijk verkocht in het buitenland waardoor afleveringen erg duur blijven.  

Meer middelen VAF/Mediafonds zijn noodzakelijk voor leefbaarheid Vlaamse fictie

Er wordt vandaag nog steeds sterk geïnvesteerd in nieuwe producties. Voor uitzendingen in 2017 bedroeg het totaal 50 miljoen euro, het hoogste investeringsbedrag sinds 2012. Bijna al deze producties kregen ondersteuning via het Mediafonds en/of de stimuleringsregeling, waarbij dienstverleners zoals Proximus of Telenet al dan niet rechtstreeks een Vlaamse fictiereeks mee financieren.

De studie toont ook aan dat het Mediafonds en de stimuleringsregeling noodzakelijk zijn voor Vlaamse fictie. Een ondersteuning zorgt voor een bijdrage in een stijgend aantal fictiereeksen, het optrekken van productiebudgetten (60% hoger), een toename van de populariteit van de reeks en ook een hogere tax shelter investering. Meer geneert dus meer. 

Minister van Media Sven Gatz: “De studie bewijst het nut van het VAF/Mediafonds. Het is een hefboom die producenten een goede startbasis geeft om extra middelen te generen en meer visibiliteit te creëren. Het Mediafonds wordt door andere investeerders beschouwd als een kwaliteitslabel dat hen over de brug helpt. De middelen verhogen is nodig: als we de stimuleringsverplichting bijtellen, zitten we nu wel al aan het ‘minimum’ scenario dat Econopolis voorstelt, ongeveer € 9 miljoen. Dat is niet slecht, maar meer middelen zou de sector een extra duw in de rug geven. Ik wil me hiervoor deze legislatuur nog inspannen.”

Inzetten op een sterker film- en tv-beleid en een eerlijke rechtenverdeling

De studie illustreert de nood aan een sterker beleid. Niet alleen het veranderend kijkgedrag moet daarbij in rekening worden genomen. Ook de veranderingen bij de productie vragen aanpassingen aan de manier van financiering en ondersteuning. De kijker verwacht een hoge kwaliteit en ook de buitenlandse series leggen de lat hoger. De traditionele rollen zijn veranderd: distributeur wordt producent en zender, omroep wordt productiehuis, productiehuizen participeren in zenders, enzovoort.

De budgetten en steunmaatregelen voor de sector zijn te fel versnipperd. Er moet extra ingezet worden op ondersteuning bij het schrijven van scenario’s. En ook het exporteren van Vlaamse fictie moet gestimuleerd worden. De studie toont tenslotte aan dat er moet ingezet worden op een  evenwichtige, transparante en billijke verdeling van rechten. De openbare omroep werkt, zoals in de beheersovereenkomst aangegeven, alvast aan een algemeen kader waarbinnen die rechtenverdeling tussen haarzelf en externe producenten duidelijk wordt afgesproken.

Het model dat Econopolis voorstelt, kan bij dit alles helpen. Dat model weerhoudt 3 soorten steun: voor experimentele producties tot €500.000; voor reeksen met een beperkt potentieel voor export, maar een groot binnenlands bereik tot €800.000; en tenslotte financiering voor fictiereeksen die exporteerbaar zijn.

Om aan de knelpunten voor het investeren in Vlaamse fictie te werken, plant Gatz een sectoroverleg met de zenders, de producenten en de dienstenverdelers. Hij hoopt op die manier de neuzen in dezelfde richting te krijgen om de kwaliteit van Vlaamse fictie (nog) te verhogen en export naar het buitenland te stimuleren.

Sven Gatz: “We staan vandaag op een kantelmoment. Onze Vlaamse fictie doet het goed. Steeds meer coproducties van Vlaamse met buitenlandse spelers zien het licht en kennen grotere bijval. Denk maar aan reeksen als Salamander, Tabularasa en Beau Séjour. Het is dus hét moment om een tandje bij te steken en samen met de sector te bekijken op welke manier we intelligente reclamemodellen rond uitgesteld kijken kunnen ontwikkelen om Vlaamse fictie verder op de kaart kunnen zetten.”

Contacteer ons
Eva Vanhengel Woordvoerster Sven Gatz
Eva Vanhengel Woordvoerster Sven Gatz
Over Sven Gatz

Sven Gatz
Brussels minister van Financiën, Begroting, Ambtenarenzaken, Meertaligheid en Nederlandstalig Onderwijs

Kunstlaan 9
1210 Brussel