11 juli, ook in Brussel een feest

Op een feestdag als 11 juli past het ook in Brussel om even in het eigen hart te kijken: wie zijn wij, waar staan we en waar gaan we naartoe?

Maar voor we stilstaan bij de positie van de Vlamingen en het Nederlands in Brussel, wil ik eerst even halt houden bij Brussel zelf. We kunnen Brussel vandaag omschrijven als een diverse meervoudige hoofdstad van 1,2 miljoen inwoners. Groot voor België, middelgroot tot klein in de wereld. Maar eigenlijk gaan er 4 steden schuil in dat Brussel, telkens ongeveer 300.000 Brusselaars groot. Brussel is een lasagne.

Er is het stadsdeel van de middenklasse ten westen van het kanaal, rond de Basiliek van Koekelberg, met uitlopers tot Evere en Neerpede. Volks en rustig. Men drinkt er spreekwoordelijk de Geuze. ​
Er is het stuk Brussel tussen Ukkel en Woluwe, tussen de EU en het Zoniënwoud. Welvarend en een beetje bling. Men nipt er onbezorgd aan een glaasje champagne, zou men kunnen zeggen. ​
Dan is er ook het centrum, de vijfhoek en de Europese wijk, met de hippe stukken van St-Gillis, Etterbeek en Elsene die er aan vastgekoekt zitten. Stedelijk en creatief. Men slurpt er wel eens een latte macchiato. ​

En tenslotte hebben we de kanaalzone, van Kuregem tot Haren, met uitlopers tot Sint-Joost-Ten-Node. De ‘stad van aankomst’. Dynamisch en levendig. Hier is muntthee de favoriete drank van velen. Een deel van Vlaanderen probeert, vaak tegen beter weten in, Brussel hardnekkig te herleiden tot dit laatste stuk: de probleemzone. The Hellhole, zoals Trump het stadsdeel na de aanslagen van 2015 omschreef. De plek waar integratie begint en het samenlevingsproject van Brussel nog schuurt en problemen veroorzaakt. Maar de kanaalzone creëert ook hoop, ambitie en emancipatie. Het is voor veel inwoners de springplank. Ze blijven er meestal niet langer hangen dan noodzakelijk en ze trekken na verloop van tijd naar de middenklassewijken in (of buiten) Brussel. En hun plek wordt weer door nieuwe nieuwkomers ingenomen.

Wat kunnen Vlaanderen en Brussel doen om net in deze buurten de springveren onder de trampoline stevig te houden? Dan komt het Nederlandstalig onderwijs in Brussel om de hoek kijken. Een cruciale factor als we het over het aantal Nederlandstaligen in ons hoofdstedelijk gewest willen hebben.

Inderdaad, met hoeveel zijn die Brusselse Vlamingen of Nederlandstalige Brusselaars nu eigenlijk nog? Een pertinente vraag, zeker op 11 juli. Minimalisten zeggen: rond de 5%, het aantal huishoudens waar enkel Nederlands gesproken wordt. Anderen poneren wel eens een kleine 10%: het percentage Nederlandstalige fiscale aangiften in Brussel. Maar bij verkiezingen halen de Nederlandstalige lijsten samen meer dan 15%. En het wordt nog beter: het hoogste cijfer halen we in onze basis- en secundaire scholen: meer dan 20% van alle Brusselse ketjes zit in het Nederlandstalig onderwijs. Ruim 50.000 kinderen, evenveel als er leerlingen in Gent school lopen. Best veel dus.

Aangezien ik als liberaal een maximalist én optimist ben, kies ik vanzelfsprekend voor dit laatste maatschappelijk aandeel. Zijn dit dan allemaal Brusselse Vlamingen? Zeker niet. Zijn het Nederlandstalige Brusselaars? Ook, ja. En in elk geval meertalige ketjes in wording. Vraag het maar aan Romelu Lukaku of Vincent Kompany: talenknobbels made in Nederlandstalig onderwijs Brussel. En net in de hogervermelde kanaalzone maken we met ons onderwijsaanbod echt een verschil. Een taal meer is daar letterlijk een brood meer op tafel.

En zo is de Vlaamse ‘strijd’ ook vandaag nog een sociale ‘strijd’. Een gevecht voor meer sociale mobiliteit, hogerop de ladder, dat we kunnen winnen.

Daar drink ik op deze feestdag een Geuze op.

Sven Gatz
Brussels minister

Sheraz Rafi

Woordvoerder / porte-parole a.i.

 

 

Share

Over Sven Gatz

Neem contact op met

Brussels minister van Financiën, Begroting, Ambtenarenzaken, Meertaligheid en Nederlandstalig Onderwijs Kunstlaan 9 1210 Brussel

02 209 28 11

info.gatz@gov.brussels

www.svengatz.be